1. Om de inzetbaarheid van de uitzendkracht te verhogen en een betere bemiddeling en begeleiding bij het vinden van werk mogelijk te maken, kan de uitzendkracht die behoort tot de allocatiegroep de cao-beloning ontvangen, die afwijkt van de inlenersbeloning, zoals bepaald in artikel 16.
2. Tot de allocatiegroep behoren de uitzendkrachten die:
a. door de overheid zijn aangewezen als personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hieronder worden verstaan: de doelgroepen aangewezen in het kader van de Wet banenafspraak, Participatiewet, WWB en de personen die van rechtswege of overheidswege zijn aangewezen als arbeidsgehandicapten of arbeidsbeperkten.
b. geen startkwalificatie hebben behaald (geen diploma havo-, vwo-niveau, of minimaal mbo-niveau 2) en een door de uitzendonderneming aan geboden kwalificerende opleiding gaan volgen. Van een kwalificerende opleiding is sprake wanneer de opleiding gericht is op het behalen van een startkwalificatie.
3. Een vakbekwame uitzendkracht (ongeacht land van herkomst), werkzaam in zijn eigen vak, kan niet worden ingedeeld in de allocatiegroep.
4. Bij toepassing van de cao-beloning wordt de uitzendkracht ingedeeld in het functieraster zoals opgenomen in Bijlage IV. Alleen wanneer de uitzendkracht wordt ingedeeld in functiegroep 6 of lager kan de cao-beloning worden toegepast. Nadat de functie van de uitzendkracht is ingedeeld in het functie raster wordt het feitelijk uurloon vastgesteld, waarbij de bedragen in kolom I van onderstaande salaristabel gelden als ondergrens.
Na 26 gewerkte weken kent de uitzendonderneming de uitzendkracht een periodiek toe, overeenkomstig het percentage als genoemd in kolom II van onderstaande tabel.
Salaristabel per 1 januari 2020:
Functiegroep | (I) Beginsalaris | (II) Periodieke verhoging naar functiegroep |
1 | wettelijk minimum(jeugd)loon | 2,25% |
2 | wettelijk minimum(jeugd)loon | 2,25% |
3 | wettelijk minimum(jeugd)loon | 2,25% |
4 | € 11,28 | 2,25% |
5 | € 11,79 | 2,25% |
6 | € 12,36 | 2,25% |
* Voor de minimum feitelijke uurlonen in deze tabel is uitgegaan van de voor deze cao geldende normale arbeidsduur van 40 uur per week. Bij een normale arbeidsduur bij de opdrachtgever die minder is dan 40 uur per week, dient het uurloon gebaseerd op het wettelijk minimum(jeugd)loon te worden herberekend, zodat wordt voldaan aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
5. Voor uitzendkrachten in de leeftijden 15 t/m 20 jaar kunnen op de feitelijke uurlonen van de cao-beloning de percentages van het wettelijk minimum-jeugdloon, overeenkomstig artikel 2 van het Besluit minimumjeugdloon, worden toegepast. Voor de vaststelling van het toe te passen percentage naar leeftijd wordt voor het gehele kalenderjaar de in dat kalenderjaar te bereiken leeftijd aangehouden.
6. Als de cao-beloning wordt toegepast, voert de uitzendonderneming uiterlijk na 26 gewerkte weken een gesprek met de uitzendkracht waarin afspraken worden gemaakt over opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden en de behoefte aan begeleiding van de uitzendkracht.
7. De cao-beloning betreft het feitelijk uurloon, initiële loonsverhoging en de periodieken. Voor de andere beloningselementen wordt de inlenersbeloning toegepast, zoals bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b., c. en e. Voor het berekenen van de andere beloningselementen geldt de cao-beloning als grondslag.
8. De duur van de toepassing van de cao-beloning is beperkt tot maximaal 52 gewerkte weken. Na het verstrijken van 52 gewerkte weken, wordt de uitzendkracht volledig beloond volgens de inlenersbeloning, zoals bedoeld in artikel 16 lid 1.
9. Een uitzondering op de beperking tot 52 gewerkte weken (zoals genoemd in lid 8) geldt voor de uitzendkracht zonder startkwalificatie, zoals bedoeld in lid 2 sub b. van dit artikel. Voor deze uitzendkracht kan de periode van 52 gewerkte weken worden verlengd totdat de opleiding is voltooid en tot uiterlijk maximaal 104 gewerkte weken. Wanneer de periode van 52 gewerkte weken wordt verlengd, heeft de uitzendkracht vanaf de 53ste week recht op een tweede periodiek.
Na het verstrijken van de verlengde periode van (maximaal) 104 gewerkte weken, wordt de uitzendkracht volledig beloond volgens de inlenersbeloning, zoals bedoeld in artikel 16.
10. De in lid 8 en 9 bedoelde telling van 52 respectievelijk 104 gewerkte weken continueert na een onderbreking van twee jaar of korter. De duur van de onderbreking wordt niet meegeteld in de termijn van 52 respectievelijk 104 gewerkte weken. Na volledige benutting van de termijn van 52 respectievelijk 104 gewerkte weken, kan de telling niet opnieuw beginnen.
11. Het uurloon wordt door cao-partijen twee keer per jaar per 1 januari en 1 juli aangepast met het percentage betreffende de verhoging van het wettelijk minimumloon. De aanpassing van het uurloon wordt als volgt toegepast:
a. de salaristabel wordt met het afgesproken percentage verhoogd, en
b. het feitelijk uurloon van de uitzendkracht wordt per de afgesproken datum verhoogd met het percentage betreffende de verhoging van het wettelijk minimumloon. Als de verhoging van het uurloon samenvalt met een periodieke verhoging, dan wordt eerst het feitelijk uurloon verhoogd en wordt daarna de periodieke verhoging toegepast.